Bij Opa Andries op visite.
|
In the Picture: Andries Snoek
- Door Cindy van Willigenburg Andries Snoek schreef voor 40 jaar voor Nederlandse kranten in Australië, van 1983 tot 2004 in de Dutch Australian Weekly en van 2005 tot 2024 in de Dutch Courier. Hij werkte al heel lang in de wereld van de letteren. Het begon allemaal toen hij als 14-jarige in Gorinchem zijn fascinatie onderzocht voor de verschillende straatnamen in die oude stad. Zijn ingezonden stuk trok de aandacht van de redactie van het Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken wat ertoe leidde dat hij na zijn schooltijd daar zijn carrière begon als leerling-journalist. Militair, Reclame-assistent, Boekhandelaar Na de Mulo en HBS-A wilde hij Nederlands gaan studeren, maar moest toch eerst de militare dienstplicht vervullen. Ook hier kon hij kon hij zijn passie voor het schrijven vervullen tijdens de officiersopleiding, gevolgd door de functie van Toegevoegd S1 (secretaris van de bataljonscommandant) en Welzijnszorg officier. In diensttijd volgde hij een schrijftelijke cursus journalistiek en schreef stukjes voor de lokale krant. Na drie jaar dienst had hij geen zin meer in studeren en wilde wat verdienen. Helaas werden de kwaliteiten en ervaringen van drie jaar militaire dienst niet positief beoordeeld door het bedrijfsleven toen hij ging solliciteren. Zijn ‘droombaan’ als uitgever zou moeten beginnen met een paar jaar stage in een boekwinkel en daarna in een uitgeverij, waarbij weinig of niets viel te verdienen, soms moest je zelfs toebetalen. Hij verlegde zijn aandacht naar andere bedrijven en kreeg in 1953 een functie als reclame-assistent bij een schrijfmachinebedrijf in Eindhoven. Een half jaar later kreeg hij de kans om als vertegenwoordiger voor het hoofdkantoor in Den Haag, een afzetgebied te ‘sonderen’ in de detailhandel, waaronder vele boekhandels. Hij zag het als een mooie kans om bekend te worden met het netwerk van de boekhandel om daar een positie te verwerven. Dat netwerken leverde op, dat hij in 1958 werd aangenomen als bedrijfsleider in een boekhandel te Amsterdam. Hij trouwde met zijn verloofde Loes en zij namen hun intrek in het grote 4-kamer appartement boven de winkel. Hij kreeg wel van zijn baas te horen: “Je moet vliegensvlug de diploma’s boek- en kantoorboekhandel halen en kinderen krijgen...” Er was nog hevige woningnood in Amsterdam en voor een zo grote woning moest je wel een gezin hebben! En dat gebeurde, zowel wat de diploma’s als de kinderen betreft! Voor 30 gulden per maand konden ze het appartement huren en binnen de vijf jaren werden daar drie kinderen geboren, een zoon en twee dochters. Hoogtijjaren in de uitgeverij Naast de cursussen voor de boek- en kantoorboekhandel volgde Andries in Amsterdam ook de cursus voor uitgever en in 1963 maakte hij de grote stap naar een uitgeverij in Deventer als assistent-uitgever en werkte daar op de afdelingen technhische tijdschriften, juridische uitgaven, dagblad en drukkerij. Vervolgens werd hij overgeplaatst naar de uitgeverij in Gorinchem. Waar hij na schooltijd begonnen was als leerling, kwam hij terug als assistent van de directeur, werd spoedig adjunct-directeur en in 1967 directeur. Eén van de jaarlijkse uitgaven was het zgn. Officiersboek (daterend van 1830), en bij de viering van het 150-jarige bestaan van het bedrijf (1969) werd hij daarom uitgenodigd voor een gesprek met Prins Bernhard op Paleis Soestdijk. Snoek: “Het hoofdkantoor in Deventer wist daar niets van en moest het in de krant lezen... dat werd niet gewaardeerd want er was uiteraard graag één van de hoofddirecteuren meegegaan!”. In 1980 besloot Snoek een nieuwe uitdaging aan te nemen om een agentschap van het uitgeverij-concern te vestigen in Melbourne en ook de betrekkingen met Indonesië onder zijn hoede te nemen. Die beslissing werd vergemakkelijkt omdat zijn vrouw al in de jaren ’50 in Tasmania had gewoond met haar ouders, die in 1953 met haar naar Nederland waren teruggekeerd. Aanvankelijk gingen Andries en Loes met één dochter en later kwamen de andere twee dochters over. Alle drie leven nu met gezinnen in Victoria, de zoon woont nog steeds met gezin in Nederland. Vanwege een reorganisatie in het moederbedrijf kwamen Snoek en zijn vrouw in 1988 voor de keuze te staan om óf naar Nederland te gaan óf in Australië met vervroegd pensioen te gaan; zij kozen voor het laatste. Schrijven voor de Dutch Courier Nederland houdt wel een warm plekje in zijn hart. Tot het overlijden van zijn vrouw (2004) gingen beiden eens per twee jaar naar Nederland. Daarna ging Andries tot 2014 elk jaar voor een maand of twee, wonend in een bungalow in de achtertuin van vrienden in Doorn en rijdend in een Twingo van een andere kennis. Met die bezoeken deed hij veel inspiratrie op voor het schrijven. Voor de Dutch Courier schreef hij sinds april 2005 de rubriek In de Marge, maar ook artikelen (met Peter Reynders) in series over de gevangenen in Slot Loevestein en Kunst in de Nederlandse Geschiedenis, alsook een reeks artikelen gerelateerd aan sigarenbandjes. Het ‘kopstuk’ van zijn artikelen vindt hij de geschiedenis van het Wilhelmus, wat hem een bedankbrief opleverde van de secretaris van de toenmalige Koningin Beatrix. Als uitgever publiceerde hij o.m. The Dutch in Australia en About the Dutch, dat gesubsidieerd door de Nederlandse overheid werd gemaakt voor schoolbibliotheken in het Australische julileumjaar 1988. Snoek kijkt met veel genoegen terug op het schrijverswerk in zijn loopbaan en de contacten vanwege de Dutch Courier. Voormalig redacteur Cor Lefel woont niet ver van hem vandaan en staat nog altijd bovenaan zijn telefoonlijst als helper in nood bij problemen, voornamelijk die met de computer! Als een jonge Nederlandse schrijfster hoop ik dat ik net zo’n mooie tijd mag meemaken bij de Dutch Courier als Andries. Zijn inspirerende verhalen dwaalden nog lang in mijn gedachten na de middag van het interview. Issue Dutch Courier October/November 2020 |
'WILHELMUS VAN NASSOUWE' Een historisch volkslied
KUNST IN DE NEDERLANDSE GESCHIEDENIS - Aflevering 7 (Dutch Courier dec.2010/jan.2011)
Door Andries Snoek
We spreken en we schrijven over 'Het Wilhelmus' als we het hebben over het Nederlandse volkslied. Eigenlijk wat vreemd, want Wilhelmus is gewoon een naam, de gelatiniseerde vorm van de Duitse naam Wilhelm. Er heerst veel misverstand over de tekst van het volkslied; waarom dat Duitse bloed en die geëerde koning van Spanje, bijvoorbeeld. Ook de wijs is zo ouderwets, zo 'gedragen', het lijkt wel een psalm... voor een volkslied is een marstempo toch veel passender? Nieuwe Nederlanders krijgen bij de inburgeringscursus informatie over herkomst en betekenis van het volkslied, maar de meeste 'gewone' Nederlanders hebben er nauwelijks enige notie van. Omdat het een belangrijk stuk Nederlandse literatuur vertegenwoordigt, verdient het zeker een bespreking in deze serie over Kunst in de Nederlandse geschiedenis.
Achtergrond
Het jaar 1568 was een Rampjaar in de Nederlandse geschiedenis, erger dan het 'officiële' Rampjaar 1672, toen het land reddeloos, de regering radeloos en het volk redeloos werd geacht. Het jaar leek zo veelbelovend te beginnen met de Slag bij Heiligerlee, die als het begin van de Tachtigjarige Oorlog wordt beschouwd. Die slag werd, als door een wonder, door de jonge broer van PrinsWillem I, Lodewijk van Nassau, op het nippertje gewonnen en zijn tegenstander, de Spaansgezinde Aremberg, werd in de slag gedood, evenals trouwens zijn broer Adolf. Maar aan die slag was iets vooraf gegaan: de Beeldenstorm, waarbij opgeruide protestanten de Katholieke kerken bestormden, heiligenbeelden kapotsloegen en allerhande waardevolle kunstwerken vernielden. Dit had Koning Philips II, die de Heer der Nederlanden was, zozeer vertoornd, dat hij één van de hardvochtigste lieden van zijn adel, de Hertog van Alva, met een leger naar de Nederlanden zond om de 'orde te herstellen'. Alva reageerde keihard door vele edelen gevangen te nemen, waaronder de graven van Egmond en Hoorne, trouwe dienaars van de Koning, maar sympathiserend met het lot van de bevolking der Lage Landen.
Deze twee lieden van de hoge adel, Ridders in de Orde van het Gulden Vlies, werden door Alva's Raad van Beroerten veroordeeld en zonder pardon te Brussel onthoofd. Ook Prins Willem I stond op de 'lastbrief'' die Alva van de koning had meegekregen, maar die rook tijdig onraad en week uit naar het ouderlijk kasteel te Dillenburg. Alva trok met zijn leger naar het noorden en versloeg bij Jemmingen Graaf Lodewijk van Nassau met zijn leger, zodat Lodewijk ternauwernood het vege lijf kon redden door over de Eems naar de andere kant te zwemmen. Willem had ondertussen geld verzameld om een huurleger te vormen en hij trok daarmee op naar Limburg, waar hij bij Maastricht over de Maas trok en de Zuidelijke Nederlanden binnenviel. Alva ontweek de slag en Willem had geen geld genoeg om zijn leger aan te houden, dat derhalve al muitend afscheid van hem nam. De prins moest zich voorzichtig en vermomd door Frankrijk weer een veilig heenkomen zoeken. Een treurig einde van een treurig jaar. Was er nog hoop? Was er nog uitzicht?
Het was in die tijd dat de Geuzenliederen gingen circuleren onder het volk, waaronder een 'Nieuws Christelijk Lied', het Wilhelmus, dat hoop en vertrouwen bracht. Een lied, waarin Willem van Oranje aan zijn volk verklaarde wat er was gebeurd en waarom.
Levenslied
Het Volkslied van Nederland is in de eerste plaats een levenslied van de 'Vader des Vaderlands' Prins Willem I. De dichter legt de woorden als het ware in de mond van de Prins en laat hem zelf zijn geschiedenis vertellen en zijn motivering om de bevolking van de Nederlanden van de tirannieke overheersing door de Spanjaarden te bevrijden. In het eerste couplet begint de Prins met zich voor te stellen:
Wilhelmus (Willem) van Nassouwe ben ik, van duitsen bloed...
In de eerste regels van het eerste couplet komen we gelijk al drie problemen tegen: Over de naam Wilhelmus schreef ik reeds hierboven; Wilhelm von Nassau was zijn geboortenaam en hier valt op dat Nassau geschreven wordt met au inplaats van ou, zoals in het volkslied staat. Afgezien van het feit dat men in die tijd weleens meer slordig was met de spelling van namen (kijk er oude stambomen maar op na!) zal de dichter hier waarschijnlijk welbewust voor de o hebben gekozen inplaats van de a, omdat het gedicht een acrostichon is, d.w.z. alle eerste letters van elk couplet vormen met elkaar de naam WILLEM VAN NASSOV (voor de u werd ook wel een v geschreven en voor de s een z en omgekeerd). Die letterverwisseling is niet zo problematisch als "van duitsen bloed". Hier zijn de uitleggingen velerlei en verschillend. Willem werd geboren op 1533 in het stadje Dillenburg van het Graafschap Nassau, in het tegenwoordige Duitsland. Maar Duitsland was toen nog niet een staat zoals we die nu kennen, maar een 'lappendeken' van prinsdommen, graafschappen, bisdommen, hertogdommen, enz. Herinner het jaartal 1672, waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Frankrijk, Engeland en ... de Bisschoppen van Münster en Keulen, dus niet door Duitsland als zodanig. De Nederlanden bestonden voornamelijk uit zelfstandige steden, losjes in Gewesten bijeengehouden door de zgn. Staten waarin gemeenschappelijke belangen werden besproken. Een nieuwe 'Heer' moest al die steden afreizen om erkend te worden. De Heer liet zich vervolgens vertegenwoordigen door de Stadhouder. In de 12e eeuw kregen de graven van Nassau 'Heerlijkheidsrechten' van het gebied rond Wiesbaden, vandaar het standbeeld van Willem in die plaats.
In die tijd had het woord duits of diets de betekenis van 'middennederlands'. In de Engelse taal is het woord blijven bestaan als Dutch, vergelijk Deutsch. Hoewel het dus een feit is dat Willem van 'duitsen' bloede was, kan men dit ook uitleggen als van 'nederlandsen bloede', omdat de voorvaderen van de Nassau's sinds 1039 machtige heren in de Nederlanden zijn geweest, met name als graven en hertogen in Gelderland. Een inniger band tussen het Huis Nassau en de Nederlanden ontstond in 1403, toen Graaf Engelbrecht I van Nassau trouwde met Johanna van Polanen, Vrouwe van Breda.
In het eerste couplet zegt Willem van Nassau ook van zichzelf: Een prinse van Oranje ben ik... Als elfjarige jongen erfde hij namelijk van zijn neef René van Chalon het Franse vorstendom Oranje en bij die erfenis behoorden tevens uitgestrekte bezittingen in de Nederlanden; ook in dit opzicht was hij dus met haren en snaren verbonden aan de Nederlanden. De Habsburgse Keizer Karel V die de erflating moest goedkeuren, bedong daarbij dat Willem aan zijn hof te Brussel zou worden grootgebracht en onderwezen in de leer van de Katholieke Kerk (Wilem's ouders waren Luthers). Aan het hof maakte hij een stralende carrière en werd hij de vertrouweling van de keizer, die ervoor zorgde dat hij Stadhouder werd van de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht. Willem ging resideren in zijn kasteel te Breda en was een trouw dienaar van de keizer, die tevens Koning van Spanje was, vandaar het getuigenis: de Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd. Zelfs toen Karel V in 1555 werd opgevolgd als Koning van Spanje door zijn zoon Philips II bleef Oranje de koning 'eren' in de betekenis van respecteren. Hij verzette zich in eerste instantie tegen de door de koning benoemde Goeverneur, de Hertog van Alva, die zich niets aantrok van de vrijheden en 'privilegiën'.
15 coupletten
Het totale dichtwerk bestaat uit vijftien coupletten en verscheen onder de titel Een nieuw Christelijk lied; het werd door de dichter "gemaakt ter ere des doorluchtigste here Wilhelm prince van Orangie, na de wijze van Chartres" (dit betekent dat de melodie is ontstaan tijdens het beleg van de Franse stad Chartres in 1568) Zoals hiervoor vermeld, is het gedicht opgezet als een acrostichon en daarom laat ik hieronder de eerste regels van alle coupletten volgen:
Wilhelmus van Nassouwe ben ik,
In Godes Vrees te leven heb ik
Lijdt u, mijn onderzaten
Lijf en goed al tezamen
Edel en hooggeboren
Mijn schild ende betrouwen
Van al die mij bezwaren
Als David moeste vluchten
Na 't zuur zal ik ontvangen
Niets doet mij meer erbarmen
Als een prins opgezeten
Zo het de wil des Heren
Zeer christelijk was gedreven
Oorlof mijn arme schapen
Voor God wil ik belijden
Het eerste couplet, waarin Willem zich presenteert wordt gevolgd door ernstige betuigingen van standvastigheid, trouw aan de koning en 'vreze Gods'. Hij geeft de lezers zekerheid en vertrouwen dat hij vanuit zijn huidige schuilplaats zal wederkeren en dat God hem als een goed instrument zal gebruiken: 'Bidt Hem dat Hij mij kracht zal geven om u te helpen; geen offer is mij te zwaar'. De bemoedigende woorden tot de 'onderzaten' worden dan onderbroken door een gebed in de coupletten 6 & 7. 'Mijn schild ende betrouwen bent U mijn God', zo belijdt hij en hij vraagt om kracht teneinde de tirannie te verdrijven.
Vervolgens verwijst hij naar David, die ook voor Koning Saul moest vluchten, maar toch door God werd verheven tot de grootste koning van Israel. Zo verwachtte Willem ook dat voor het volk na 't zure het zoet zou komen, zelfs als hij in het gevecht zou omkomen. Hij verwijst dan naar zijn mislukte inval over de Maas bij Maastricht en geeft toe dat het toen kennelijk nog niet 'de wil des Heren' was dat hij zou slagen, maar smeekt nogmaals om God's bijstand voor de 'redelijke' zaak. Het voorlaatste couplet volgt een oude traditie door een dichterlijk vaarwel te geven: "Oorlof (vaarwel) mijn arme schapen in grote nood, vertrouw erop dat uw herder niet zal slapen." waarin hij weer bij David terecht komt, die in de bekende psalm 23 ook het beeld van de herder en zijn schapen gebruikt. Het 15e couplet bevat de 'opdracht' waarin nog eens de eerbied voor de koning wordt bevestigd, maar bovenal de gehoorzaamheid aan de 'Hoogste Majesteit', waardoor uiteindelijk de gerechtigheid zal zegevieren.
Elders op deze pagina staat een geparafrazeerde, verkorte vertaling in het Engels van de inhoud van elk der coupletten.
Het Wilhelmus werd in 1626 opgenomen in Valerius' Nederlandtsche Gedenck-clanck, waarin tal van zgn. Geuzenliederen zijn opgenomen, waarvan de ouderen onder de lezers er in hun jeugd vele uit het hoofd hebben moeten leren als 'vaderlandse liederen'. Adrianus Valerius werd ca. 1572 te Middelburg geboren en werd burgemeester van Veere. Helaas was hij juist overleden toen zijn bundel in druk verscheen.Verschillende van de liederen in de Gedenck-clanck zijn thans opgenomen als Gezangen in het Liedboek voor de (protestantse) kerken, het Wilhelmus is Gezang 411.
Aanvankelijk was er weinig animo in het Katholieke volksdeel om het Wilhelmus als volkslied te accepteren, daarvoor vond men het teveel een protestants lied. Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd hersteld, verschenen er anti-katholieke liederen in de trant en op de wijs van het Wilhelmus, waardoor de populariteit nog verder zakte. Bij aandachtige beschouwing blijkt echter, dat er geen kwaad woord over de RK kerk in staat, maar dat het wel een 'godvruchtig' lied is, dat vanuit die vroomheid troost en bemoediging wil geven in tijden van nood.
Na de Franse overheersing werd een prijsvraag uitgeschreven om een nieuw volkslied te schrijven en de dichter Hendrik Tolllens (1780-1856) won de prijs met Volkslied in acht coupletten "Wien Neerlands bloed in de aders vloeit, van vreemde smetten vrij, wiens hart voor land en koning gloeit, verheff' de zang als wij: Hij stell' met ons, vereend van zin, met onbeklemde borst, het godgevallig feestlied in voor vaderland en vorst" (1817). Dit bombastische lied hield stand tot 1932 en wordt tegenwoordig beschouwd als 'racistisch'.
Prinses Wilhelmina liet bij haar inhuldiging in 1898 niet Tollens' Volkslied spelen maar het Wilhelmus, op de door de Oostenrijkse componist Eduard Kremser bewerkte wijs (1877) van de Valerius' Gedenck-clanck. Die versie werd op 10 mei 1932 door de Ministerraad vastgesteld als de officiële wijs van het Wilhelmus als volkslied.
De dichter
Onderaan de tekst van het 'Wilhelmus' in het 'Liedboek voor de kerken' staat: Onbekend Nederlands dichter, 16e eeuw. Formeel gezien is dat juist, want zekerheid over het dichterschap bestaat er niet. Maar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt aangenomen dat Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde (1540-1598), de dichter is. Hij werd in Brussel geboren en hoewel hij een Franse opvoeding kreeg leerde hij ook het Nederlands van die tijd spreken en schrijven, zowel in de deftige als in de alledaagse vorm. Hij studeerde theologie in Leuven, Frankrijk, Italië en tenslotte in Genève, waar hij een aanhanger werd van de kerkhervomer Johannes Calvijn. Hij was ook een groot kenner en bewonderaar van de beroemde humanist Desiderius Erasmus en diens invloed ('Lof der Zotheid') is vooral te merken in Marnix' meest befaamde werk, Byen-corf der H. Roomsche Kercke, een sarcastische kijk op de kerk van zijn tijd. Hij vertaalde en berijmde ook meerdere psalmen.
Marnix was een vertrouwde vriend van Prins Willem van Oranje en hij trad verschillende malen als zijn gezant op. Zijn dichterschap en zijn grote bekendheid met de prins pleiten voor hem als dichter van het Wilhelmus; letterkundigen zien vooral ook verwantschap tussen zijn dichtstijl in de berijming van de psalmen en de stijl van het Wilhelmus. Anderen echter vinden de vroomheid van het lied wel passen bij Marnix, maar minder bij de prins, omdat die er niet zo mee te koop liep, bij wijze van spreken. Pas in 1573 sloot Oranje zich aan bij de Gereformeerde Kerk; tot die tijd was hij nog altijd een Katholiek.
Het Wilhelmus verscheen in een donkere tijd waarin de eerste pogingen tot opstand tegen Spanje in de kiem gesmoord schenen te zijn. Het vertrouwen in de Prins van Oranje was geschokt. Bij zijn inval in het zuiden hadden sommige steden zelfs de poorten voor hem gesloten gehouden. Door Alva vernederd, had hij zich weer op de Dillenburg moeten terugtrekken en leefde er als een balling. Dat was het sein voor Marnix om het Wilhelmus te dichten en in omloop te brengen. Hij stak daarmee zijn goede vriend Willem een hart onder de riem, maar vooral verdedigde hij erin het optreden van de prins tegenover het volk. Het volk hoefde zijn vertrouwen in de prins niet te verliezen; weliswaar was de slag verloren maar Spanje had bij lange na de oorlog nog niet gewonnen!
Geen wonder dat ook tijdens de Tweede Wereldoorlog het Wilhelmus weer zo populair werd: blijf moed houden, wordt niet wanhopig, de overwinning ligt in het verschiet! Verschillende zinsneden leggen extra nadruk op dat volhouden:
* den vaderland getrouwe blijf ik tot in de dood.
* God zal u niet verlaten al zijt ge nu bezwaard.
* de tirannie verdrijven die mij mijn hert doorwondt.
* standvastig is gebleven mijn hert in tegenspoed.
Willem van Oranje werd ook wel Willem de Zwijger genoemd, waarschijnlijk omdat hij zo integer was en goed geheimen wist te bewaren. Belangrijker is zijn 'eretitel' de Vader des Vaderlands omdat daarmee wordt uitgedrukt dat hij de basis heeft gelegd voor Nederland als een natie. Dat gebeurde in 1572, toen het tij was gekeerd na de verrassende inname van Den Briel door de Watergeuzen. Een hele reeks andere steden volgden en op 19 juli van dat jaar werd te Dordrecht de eerste Statenvergadering gehouden van de vrije steden die hun steun aan de prins toezegden en hem als Stadhouder erkenden. (De koning had intussen de Zuid-Nederlandse Graaf van Bossu in de plaats van Oranje als Stadhouder aangesteld.) Hier in Dordrecht werd de band gelegd die Nederland en Oranje eeuwenlang zou verenigen. Het was Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde, die namens de prins de vergadering leidde, waar ondermeer werd vastgelegd: "dat gehouden zal worden vrijheijt der religiën, zoe wel der gereformeerde als der roemssche religie..." Daarom is het Wilhelmus een uniek volkslied, een vrijheidslied; het luidde een nieuwe tijd in, het is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van Nederland.
THE DUTCH ANTHEM
Below is my abridged and adapted translation of the main text:
(1) I am William of Nassau, of Dutch blood, loyal to my fatherland. I am the Prince of Orange and I have always honoured and respected the King of Spain (Lord of the Netherlands).
(2) I have tried my utmost to do what God expected me to do. That's the reason I am now a refugee, but I'm sure God will restore me to my powerful position in due time.
(3) Although you, my people, are now suffering, keep courage! God has not forsaken you. Pray, that He will empower me to help you out.
(4) My brothers and I have dedicated our lives to your rightful cause. Count Adolph even lost his life in the battle of Heiligerlee.
(5) Being a nobleman from an old and respected family, I felt obliged to follow my calling as a Christian and to take your part.
Prayer:
(6) My God, you are my shield and I put my trust in You. Keep me in Your service and give me strength to chase away the tyranny of the oppression.
(7) My God, keep your servant safe, so that my enemies will not surprise me and wash their hands in my blood!
(8) Just as David had to be on the run for King Saul, so I and other noblemen had to flee. But God had raised David to power and had given him a kingdom, famous in Israel's history. That's encouraging!
(9) After the bad times the good times will undoubtedly follow. Should I be killed in battle, I pray that I may die honourably.
(10) What worries me most is the decline of the country. My heart cries out for you, because of your suffering under Spanish reign.
(11) Fierce as a Prince, I went into battle to capture Maastricht, and my horsemen attacked the enemy courageously.
(12) Should a victory have been God's will at that time, I could have helped you in your struggle against the oppressor. But it appeared not to be the case, and I have to resign to my fate.
(13) Nevertheless, I keep my faith in God and will be steadfast. I will pray passionately that God shall change the course of events.
(14) Adieu my flock, now dispersed. Be assured that your shepherd won't sleep. Turn to God and His Word, and live a Christian life.
(15) I confess that I have been honest and respectful to the King and above all, that I have been obedient to God Almighty!
We spreken en we schrijven over 'Het Wilhelmus' als we het hebben over het Nederlandse volkslied. Eigenlijk wat vreemd, want Wilhelmus is gewoon een naam, de gelatiniseerde vorm van de Duitse naam Wilhelm. Er heerst veel misverstand over de tekst van het volkslied; waarom dat Duitse bloed en die geëerde koning van Spanje, bijvoorbeeld. Ook de wijs is zo ouderwets, zo 'gedragen', het lijkt wel een psalm... voor een volkslied is een marstempo toch veel passender? Nieuwe Nederlanders krijgen bij de inburgeringscursus informatie over herkomst en betekenis van het volkslied, maar de meeste 'gewone' Nederlanders hebben er nauwelijks enige notie van. Omdat het een belangrijk stuk Nederlandse literatuur vertegenwoordigt, verdient het zeker een bespreking in deze serie over Kunst in de Nederlandse geschiedenis.
Achtergrond
Het jaar 1568 was een Rampjaar in de Nederlandse geschiedenis, erger dan het 'officiële' Rampjaar 1672, toen het land reddeloos, de regering radeloos en het volk redeloos werd geacht. Het jaar leek zo veelbelovend te beginnen met de Slag bij Heiligerlee, die als het begin van de Tachtigjarige Oorlog wordt beschouwd. Die slag werd, als door een wonder, door de jonge broer van PrinsWillem I, Lodewijk van Nassau, op het nippertje gewonnen en zijn tegenstander, de Spaansgezinde Aremberg, werd in de slag gedood, evenals trouwens zijn broer Adolf. Maar aan die slag was iets vooraf gegaan: de Beeldenstorm, waarbij opgeruide protestanten de Katholieke kerken bestormden, heiligenbeelden kapotsloegen en allerhande waardevolle kunstwerken vernielden. Dit had Koning Philips II, die de Heer der Nederlanden was, zozeer vertoornd, dat hij één van de hardvochtigste lieden van zijn adel, de Hertog van Alva, met een leger naar de Nederlanden zond om de 'orde te herstellen'. Alva reageerde keihard door vele edelen gevangen te nemen, waaronder de graven van Egmond en Hoorne, trouwe dienaars van de Koning, maar sympathiserend met het lot van de bevolking der Lage Landen.
Deze twee lieden van de hoge adel, Ridders in de Orde van het Gulden Vlies, werden door Alva's Raad van Beroerten veroordeeld en zonder pardon te Brussel onthoofd. Ook Prins Willem I stond op de 'lastbrief'' die Alva van de koning had meegekregen, maar die rook tijdig onraad en week uit naar het ouderlijk kasteel te Dillenburg. Alva trok met zijn leger naar het noorden en versloeg bij Jemmingen Graaf Lodewijk van Nassau met zijn leger, zodat Lodewijk ternauwernood het vege lijf kon redden door over de Eems naar de andere kant te zwemmen. Willem had ondertussen geld verzameld om een huurleger te vormen en hij trok daarmee op naar Limburg, waar hij bij Maastricht over de Maas trok en de Zuidelijke Nederlanden binnenviel. Alva ontweek de slag en Willem had geen geld genoeg om zijn leger aan te houden, dat derhalve al muitend afscheid van hem nam. De prins moest zich voorzichtig en vermomd door Frankrijk weer een veilig heenkomen zoeken. Een treurig einde van een treurig jaar. Was er nog hoop? Was er nog uitzicht?
Het was in die tijd dat de Geuzenliederen gingen circuleren onder het volk, waaronder een 'Nieuws Christelijk Lied', het Wilhelmus, dat hoop en vertrouwen bracht. Een lied, waarin Willem van Oranje aan zijn volk verklaarde wat er was gebeurd en waarom.
Levenslied
Het Volkslied van Nederland is in de eerste plaats een levenslied van de 'Vader des Vaderlands' Prins Willem I. De dichter legt de woorden als het ware in de mond van de Prins en laat hem zelf zijn geschiedenis vertellen en zijn motivering om de bevolking van de Nederlanden van de tirannieke overheersing door de Spanjaarden te bevrijden. In het eerste couplet begint de Prins met zich voor te stellen:
Wilhelmus (Willem) van Nassouwe ben ik, van duitsen bloed...
In de eerste regels van het eerste couplet komen we gelijk al drie problemen tegen: Over de naam Wilhelmus schreef ik reeds hierboven; Wilhelm von Nassau was zijn geboortenaam en hier valt op dat Nassau geschreven wordt met au inplaats van ou, zoals in het volkslied staat. Afgezien van het feit dat men in die tijd weleens meer slordig was met de spelling van namen (kijk er oude stambomen maar op na!) zal de dichter hier waarschijnlijk welbewust voor de o hebben gekozen inplaats van de a, omdat het gedicht een acrostichon is, d.w.z. alle eerste letters van elk couplet vormen met elkaar de naam WILLEM VAN NASSOV (voor de u werd ook wel een v geschreven en voor de s een z en omgekeerd). Die letterverwisseling is niet zo problematisch als "van duitsen bloed". Hier zijn de uitleggingen velerlei en verschillend. Willem werd geboren op 1533 in het stadje Dillenburg van het Graafschap Nassau, in het tegenwoordige Duitsland. Maar Duitsland was toen nog niet een staat zoals we die nu kennen, maar een 'lappendeken' van prinsdommen, graafschappen, bisdommen, hertogdommen, enz. Herinner het jaartal 1672, waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Frankrijk, Engeland en ... de Bisschoppen van Münster en Keulen, dus niet door Duitsland als zodanig. De Nederlanden bestonden voornamelijk uit zelfstandige steden, losjes in Gewesten bijeengehouden door de zgn. Staten waarin gemeenschappelijke belangen werden besproken. Een nieuwe 'Heer' moest al die steden afreizen om erkend te worden. De Heer liet zich vervolgens vertegenwoordigen door de Stadhouder. In de 12e eeuw kregen de graven van Nassau 'Heerlijkheidsrechten' van het gebied rond Wiesbaden, vandaar het standbeeld van Willem in die plaats.
In die tijd had het woord duits of diets de betekenis van 'middennederlands'. In de Engelse taal is het woord blijven bestaan als Dutch, vergelijk Deutsch. Hoewel het dus een feit is dat Willem van 'duitsen' bloede was, kan men dit ook uitleggen als van 'nederlandsen bloede', omdat de voorvaderen van de Nassau's sinds 1039 machtige heren in de Nederlanden zijn geweest, met name als graven en hertogen in Gelderland. Een inniger band tussen het Huis Nassau en de Nederlanden ontstond in 1403, toen Graaf Engelbrecht I van Nassau trouwde met Johanna van Polanen, Vrouwe van Breda.
In het eerste couplet zegt Willem van Nassau ook van zichzelf: Een prinse van Oranje ben ik... Als elfjarige jongen erfde hij namelijk van zijn neef René van Chalon het Franse vorstendom Oranje en bij die erfenis behoorden tevens uitgestrekte bezittingen in de Nederlanden; ook in dit opzicht was hij dus met haren en snaren verbonden aan de Nederlanden. De Habsburgse Keizer Karel V die de erflating moest goedkeuren, bedong daarbij dat Willem aan zijn hof te Brussel zou worden grootgebracht en onderwezen in de leer van de Katholieke Kerk (Wilem's ouders waren Luthers). Aan het hof maakte hij een stralende carrière en werd hij de vertrouweling van de keizer, die ervoor zorgde dat hij Stadhouder werd van de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht. Willem ging resideren in zijn kasteel te Breda en was een trouw dienaar van de keizer, die tevens Koning van Spanje was, vandaar het getuigenis: de Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd. Zelfs toen Karel V in 1555 werd opgevolgd als Koning van Spanje door zijn zoon Philips II bleef Oranje de koning 'eren' in de betekenis van respecteren. Hij verzette zich in eerste instantie tegen de door de koning benoemde Goeverneur, de Hertog van Alva, die zich niets aantrok van de vrijheden en 'privilegiën'.
15 coupletten
Het totale dichtwerk bestaat uit vijftien coupletten en verscheen onder de titel Een nieuw Christelijk lied; het werd door de dichter "gemaakt ter ere des doorluchtigste here Wilhelm prince van Orangie, na de wijze van Chartres" (dit betekent dat de melodie is ontstaan tijdens het beleg van de Franse stad Chartres in 1568) Zoals hiervoor vermeld, is het gedicht opgezet als een acrostichon en daarom laat ik hieronder de eerste regels van alle coupletten volgen:
Wilhelmus van Nassouwe ben ik,
In Godes Vrees te leven heb ik
Lijdt u, mijn onderzaten
Lijf en goed al tezamen
Edel en hooggeboren
Mijn schild ende betrouwen
Van al die mij bezwaren
Als David moeste vluchten
Na 't zuur zal ik ontvangen
Niets doet mij meer erbarmen
Als een prins opgezeten
Zo het de wil des Heren
Zeer christelijk was gedreven
Oorlof mijn arme schapen
Voor God wil ik belijden
Het eerste couplet, waarin Willem zich presenteert wordt gevolgd door ernstige betuigingen van standvastigheid, trouw aan de koning en 'vreze Gods'. Hij geeft de lezers zekerheid en vertrouwen dat hij vanuit zijn huidige schuilplaats zal wederkeren en dat God hem als een goed instrument zal gebruiken: 'Bidt Hem dat Hij mij kracht zal geven om u te helpen; geen offer is mij te zwaar'. De bemoedigende woorden tot de 'onderzaten' worden dan onderbroken door een gebed in de coupletten 6 & 7. 'Mijn schild ende betrouwen bent U mijn God', zo belijdt hij en hij vraagt om kracht teneinde de tirannie te verdrijven.
Vervolgens verwijst hij naar David, die ook voor Koning Saul moest vluchten, maar toch door God werd verheven tot de grootste koning van Israel. Zo verwachtte Willem ook dat voor het volk na 't zure het zoet zou komen, zelfs als hij in het gevecht zou omkomen. Hij verwijst dan naar zijn mislukte inval over de Maas bij Maastricht en geeft toe dat het toen kennelijk nog niet 'de wil des Heren' was dat hij zou slagen, maar smeekt nogmaals om God's bijstand voor de 'redelijke' zaak. Het voorlaatste couplet volgt een oude traditie door een dichterlijk vaarwel te geven: "Oorlof (vaarwel) mijn arme schapen in grote nood, vertrouw erop dat uw herder niet zal slapen." waarin hij weer bij David terecht komt, die in de bekende psalm 23 ook het beeld van de herder en zijn schapen gebruikt. Het 15e couplet bevat de 'opdracht' waarin nog eens de eerbied voor de koning wordt bevestigd, maar bovenal de gehoorzaamheid aan de 'Hoogste Majesteit', waardoor uiteindelijk de gerechtigheid zal zegevieren.
Elders op deze pagina staat een geparafrazeerde, verkorte vertaling in het Engels van de inhoud van elk der coupletten.
Het Wilhelmus werd in 1626 opgenomen in Valerius' Nederlandtsche Gedenck-clanck, waarin tal van zgn. Geuzenliederen zijn opgenomen, waarvan de ouderen onder de lezers er in hun jeugd vele uit het hoofd hebben moeten leren als 'vaderlandse liederen'. Adrianus Valerius werd ca. 1572 te Middelburg geboren en werd burgemeester van Veere. Helaas was hij juist overleden toen zijn bundel in druk verscheen.Verschillende van de liederen in de Gedenck-clanck zijn thans opgenomen als Gezangen in het Liedboek voor de (protestantse) kerken, het Wilhelmus is Gezang 411.
Aanvankelijk was er weinig animo in het Katholieke volksdeel om het Wilhelmus als volkslied te accepteren, daarvoor vond men het teveel een protestants lied. Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd hersteld, verschenen er anti-katholieke liederen in de trant en op de wijs van het Wilhelmus, waardoor de populariteit nog verder zakte. Bij aandachtige beschouwing blijkt echter, dat er geen kwaad woord over de RK kerk in staat, maar dat het wel een 'godvruchtig' lied is, dat vanuit die vroomheid troost en bemoediging wil geven in tijden van nood.
Na de Franse overheersing werd een prijsvraag uitgeschreven om een nieuw volkslied te schrijven en de dichter Hendrik Tolllens (1780-1856) won de prijs met Volkslied in acht coupletten "Wien Neerlands bloed in de aders vloeit, van vreemde smetten vrij, wiens hart voor land en koning gloeit, verheff' de zang als wij: Hij stell' met ons, vereend van zin, met onbeklemde borst, het godgevallig feestlied in voor vaderland en vorst" (1817). Dit bombastische lied hield stand tot 1932 en wordt tegenwoordig beschouwd als 'racistisch'.
Prinses Wilhelmina liet bij haar inhuldiging in 1898 niet Tollens' Volkslied spelen maar het Wilhelmus, op de door de Oostenrijkse componist Eduard Kremser bewerkte wijs (1877) van de Valerius' Gedenck-clanck. Die versie werd op 10 mei 1932 door de Ministerraad vastgesteld als de officiële wijs van het Wilhelmus als volkslied.
De dichter
Onderaan de tekst van het 'Wilhelmus' in het 'Liedboek voor de kerken' staat: Onbekend Nederlands dichter, 16e eeuw. Formeel gezien is dat juist, want zekerheid over het dichterschap bestaat er niet. Maar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt aangenomen dat Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde (1540-1598), de dichter is. Hij werd in Brussel geboren en hoewel hij een Franse opvoeding kreeg leerde hij ook het Nederlands van die tijd spreken en schrijven, zowel in de deftige als in de alledaagse vorm. Hij studeerde theologie in Leuven, Frankrijk, Italië en tenslotte in Genève, waar hij een aanhanger werd van de kerkhervomer Johannes Calvijn. Hij was ook een groot kenner en bewonderaar van de beroemde humanist Desiderius Erasmus en diens invloed ('Lof der Zotheid') is vooral te merken in Marnix' meest befaamde werk, Byen-corf der H. Roomsche Kercke, een sarcastische kijk op de kerk van zijn tijd. Hij vertaalde en berijmde ook meerdere psalmen.
Marnix was een vertrouwde vriend van Prins Willem van Oranje en hij trad verschillende malen als zijn gezant op. Zijn dichterschap en zijn grote bekendheid met de prins pleiten voor hem als dichter van het Wilhelmus; letterkundigen zien vooral ook verwantschap tussen zijn dichtstijl in de berijming van de psalmen en de stijl van het Wilhelmus. Anderen echter vinden de vroomheid van het lied wel passen bij Marnix, maar minder bij de prins, omdat die er niet zo mee te koop liep, bij wijze van spreken. Pas in 1573 sloot Oranje zich aan bij de Gereformeerde Kerk; tot die tijd was hij nog altijd een Katholiek.
Het Wilhelmus verscheen in een donkere tijd waarin de eerste pogingen tot opstand tegen Spanje in de kiem gesmoord schenen te zijn. Het vertrouwen in de Prins van Oranje was geschokt. Bij zijn inval in het zuiden hadden sommige steden zelfs de poorten voor hem gesloten gehouden. Door Alva vernederd, had hij zich weer op de Dillenburg moeten terugtrekken en leefde er als een balling. Dat was het sein voor Marnix om het Wilhelmus te dichten en in omloop te brengen. Hij stak daarmee zijn goede vriend Willem een hart onder de riem, maar vooral verdedigde hij erin het optreden van de prins tegenover het volk. Het volk hoefde zijn vertrouwen in de prins niet te verliezen; weliswaar was de slag verloren maar Spanje had bij lange na de oorlog nog niet gewonnen!
Geen wonder dat ook tijdens de Tweede Wereldoorlog het Wilhelmus weer zo populair werd: blijf moed houden, wordt niet wanhopig, de overwinning ligt in het verschiet! Verschillende zinsneden leggen extra nadruk op dat volhouden:
* den vaderland getrouwe blijf ik tot in de dood.
* God zal u niet verlaten al zijt ge nu bezwaard.
* de tirannie verdrijven die mij mijn hert doorwondt.
* standvastig is gebleven mijn hert in tegenspoed.
Willem van Oranje werd ook wel Willem de Zwijger genoemd, waarschijnlijk omdat hij zo integer was en goed geheimen wist te bewaren. Belangrijker is zijn 'eretitel' de Vader des Vaderlands omdat daarmee wordt uitgedrukt dat hij de basis heeft gelegd voor Nederland als een natie. Dat gebeurde in 1572, toen het tij was gekeerd na de verrassende inname van Den Briel door de Watergeuzen. Een hele reeks andere steden volgden en op 19 juli van dat jaar werd te Dordrecht de eerste Statenvergadering gehouden van de vrije steden die hun steun aan de prins toezegden en hem als Stadhouder erkenden. (De koning had intussen de Zuid-Nederlandse Graaf van Bossu in de plaats van Oranje als Stadhouder aangesteld.) Hier in Dordrecht werd de band gelegd die Nederland en Oranje eeuwenlang zou verenigen. Het was Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde, die namens de prins de vergadering leidde, waar ondermeer werd vastgelegd: "dat gehouden zal worden vrijheijt der religiën, zoe wel der gereformeerde als der roemssche religie..." Daarom is het Wilhelmus een uniek volkslied, een vrijheidslied; het luidde een nieuwe tijd in, het is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van Nederland.
THE DUTCH ANTHEM
Below is my abridged and adapted translation of the main text:
(1) I am William of Nassau, of Dutch blood, loyal to my fatherland. I am the Prince of Orange and I have always honoured and respected the King of Spain (Lord of the Netherlands).
(2) I have tried my utmost to do what God expected me to do. That's the reason I am now a refugee, but I'm sure God will restore me to my powerful position in due time.
(3) Although you, my people, are now suffering, keep courage! God has not forsaken you. Pray, that He will empower me to help you out.
(4) My brothers and I have dedicated our lives to your rightful cause. Count Adolph even lost his life in the battle of Heiligerlee.
(5) Being a nobleman from an old and respected family, I felt obliged to follow my calling as a Christian and to take your part.
Prayer:
(6) My God, you are my shield and I put my trust in You. Keep me in Your service and give me strength to chase away the tyranny of the oppression.
(7) My God, keep your servant safe, so that my enemies will not surprise me and wash their hands in my blood!
(8) Just as David had to be on the run for King Saul, so I and other noblemen had to flee. But God had raised David to power and had given him a kingdom, famous in Israel's history. That's encouraging!
(9) After the bad times the good times will undoubtedly follow. Should I be killed in battle, I pray that I may die honourably.
(10) What worries me most is the decline of the country. My heart cries out for you, because of your suffering under Spanish reign.
(11) Fierce as a Prince, I went into battle to capture Maastricht, and my horsemen attacked the enemy courageously.
(12) Should a victory have been God's will at that time, I could have helped you in your struggle against the oppressor. But it appeared not to be the case, and I have to resign to my fate.
(13) Nevertheless, I keep my faith in God and will be steadfast. I will pray passionately that God shall change the course of events.
(14) Adieu my flock, now dispersed. Be assured that your shepherd won't sleep. Turn to God and His Word, and live a Christian life.
(15) I confess that I have been honest and respectful to the King and above all, that I have been obedient to God Almighty!